Reggio Emilia
Reggio Emilia is een klein stadje in Noord Italië. Hier is men reeds na de Tweede Wereldoorlog, onder de bezielende leiding van pedagoog en filosoof Loris Malaguzzi (†1994), begonnen met het doorbreken van de pedagogische- en onderwijskundige tradities en met het opbouwen van opvoedings- en educatie projecten met het gezicht naar de toekomst. Eigenlijk zijn de Reggiaanse scholen het voorbeeld waar de consequenties van nieuwe wetenschappelijke inzichten en culturele verandering werkelijk getrokken zijn.
De Reggio Emilia benadering is een lichtend voorbeeld hoe een principiële keuze voor het ontwikkelen van praktijk in wisselwerking met theorie zowel de theorie als de praktijk verrijkt.
Reeds vijftig jaar wordt hier door theoretici en practici van diverse disciplines in een continue uitwisseling de Reggiaanse pedagogische filosofie ontwikkeld.
Dit heeft geresulteerd in 33 gemeentelijke scholen voor kinderen van 0 tot 6 jaar. Deze scholen zijn onderverdeeld in scholen voor kinderen van 0 tot 3 jaar, de “asilo nido”, vergelijkbaar met onze kinderdagverblijven en “scuole dell’ Infanzia”, schooltjes voor kinderen van 3 tot 6 jaar, vergelijkbaar met onze peuterspeelzalen en kleuterklassen.
De kinderen zitten in jaargroepen en de openingstijden en vakanties corresponderen met het basisonderwijs. De groepsgrootte en leidster/kind ratio zijn vergelijkbaar met de Nederlandse situatie.
De Reggio-benadering is een ‘pedagogiek van het luisteren’, in plaats van een ‘pedagogiek van het vertellen’. Het is een pedagogische filosofie die gezamenlijk wordt ontwikkeld door mensen die deel uit maken van de praktijk: kinderen, groepsleiding, pedagogen, kunstenaars. Dat betekent altijd openstaan voor vernieuwing en verdieping, in beweging en in ontwikkeling blijven, ruimte voor experiment en onderzoek.
Pedagogiek – methodiek
Ook na 50 jaar werkontwikkeling is er geen Reggiaanse methode. Iedere pedagogiek, iedere school of kindercentrum heeft zijn eigen context, geschiedenis, cultuur, culturen en dus zijn eigen pedagogiek. Een methode veronderstelt dat mogelijk is ongeacht de situatie overal een zelfde inhoud toe te passen. De pedagogische filosofie, de Reggio-benadering, kan echter inspireren tot veranderings- en vernieuwingsprocessen, ook buiten de stad Reggio Emilia. De door hen ontwikkelde begrippen en werkwijzen zijn daarvoor zeer bruikbaar en verhelderend. Het zijn concepten met een theoretische basis maar tegelijkertijd met een langdurige praktische gebruikservaring, daardoor zit er een praktische bruikbaarheid in verdisconteert. Het zijn richtinggevende maar geen voorschrijvende concepten.
Reggio Emilia als inspiratie
De Reggio Emilia-benadering vormt een grote inspiratiebron voor Pedagogiek 0-7. Onderstaande begrippen hanteren wij als basis voor onze projecten. Het zijn vertalingen en interpretaties van het gedachtegoed, de rijke praktijk en het vele materiaal uit Reggio Emilia.
Krachtig kindbeeld
Het centrale richtinggevende concept van Reggio is het gehanteerde kindbeeld. De navolgende begrippen zijn eigenlijk allemaal de uitwerking van dit kindbeeld. Kinderen worden geboren met vele mogelijkheden, zijn sterk, krachtig en creatief. Een kind is een door en door sociaal wezen dat al vanaf zijn geboorte aangewezen en uit is op communicatie met de ander en de wereld. Kinderen zijn onderzoekers en door en door leergierig en nieuwsgierig. Zij veeleer producenten, makers van kennis dan consumenten van kennis.In dit kindbeeld worden met name de rechten van kinderen benadrukt, die respect verdienen, en niet primair hun behoeftigheid en afhankelijkheid. Kinderen weten, kunnen, voelen en willen veel; veel meer dan waar wij gebruikelijk vanuit gaan. Kinderen hebben geen ‘lege hoofden’ die om opvulling vragen maar ‘kinderhoofden dienen gevormd te worden'(Loris Malaguzzi). Zij hebben vele eigen ideeën, gedachten en gevoelens. leder kind is uniek; een uniek subject. Kinderen kunnen dus ook niet als object benaderd worden. Als ieder kind anders is kunnen wij er als volwassenen niet vanuit gaan dat wij ‘het kind’ bij voorbaat kennen. Wij kunnen alleen ons tot taak stellen concrete kinderen te leren kennen door primair naar hen te luisteren en te kijken; de pedagogiek van het luisteren. We kunnen alleen maar spreken over een bepaald kind in een bepaalde situatie in die context, achtergrond, gezin, historie en cultuur. De kennis over kinderen wordt in de omgang met hen gezamenlijk opgebouwd.
Co-constructie van de identiteit
De grote taak van jonge kinderen is het bouwen aan een eigen identiteit. Dat noemen we co-constructie van de identiteit, omdat kinderen zelf actief en creatief in wisselwerking met anderen en de wereld om hen heen hun identiteit opbouwen. Hoewel kinderen vele mogelijkheden in zich dragen betekent dit niet dat het constructieproces vanzelf gaat. Dit proces is afhankelijk van de mogelijkheden die volwassenen kinderen bieden om zich op hun eigen wijze te ontwikkelen.
Drie pedagogen
De co-constructie van de identiteit en de educatie komt tot stand in wisselwerking met anderen, de omgeving waarin het kind leeft. De eerste pedagoog/leerkracht voor het kind zijn de andere kinderen (van de groep of van de klas). Dit in tegenstelling tot de traditionele opvatting dat juist de volwassenen/leerkrachten dit zijn. Juist de verschillen tussen kinderen zijn de bouwstenen voor de ontwikkeling van ieder van hen; ze vormen de dynamiek van het proces. De tweede pedagoog zijn de volwassenen /leerkrachten. De derde pedagoog, dus met een eigen educatieve en pedagogische betekenis, zijn de geboden ruimten en materialen.
Honderd talen
Communicatie is een centraal begrip binnen de ontwikkeling en educatie van kinderen. Communicatie opdat de verschillende ideeën, gedachten en theorieën uitgewisseld kunnen worden en er van elkaar geleerd kan worden. Communiceren, zichzelf uitdrukken, kunnen kinderen in potentie op honderd manieren, in honderd talen. Zij kunnen zich uitdrukken in dans, in muziek, in drama, in klei, op papier etc. ledere taal heeft zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden. Het tot bloei brengen van, al deze potentiële talen, naast de gesproken en geschreven taal, verrijkt de mogelijkheden tot communicatie tot uitwisseling en leren over zichzelf, de anderen en de wereld. Het ontwikkelen van deze talen wordt dus gezien als middel om te communiceren en heeft niet als doel kunstdisciplines te beoefenen.
Drie participanten
Scholen en kindercentra zijn leergemeenschappen voor zowel kinderen, ouders als leerkrachten. Zij zijn participeren alle drie in de school en hebben ieder eigen rechten in het educatieproces van de kinderen.
Onderzoeken en documenteren
Het uitgangspunt voor het onderzoeken en documenteren is dat leerkrachten de kinderen van hun groep niet bij voorbaat kennen maar hen moeten leren kennen door hen met een open, onderzoeksmatige houding te benaderen. Om te ontdekken wat juist dat groepje kinderen van die ene klas beweegt en welke onderwerpen zij interessant vinden. Door deze onderzoeken in woord (opnemen van gesprekken, opschrijven wat je ziet etc.) en beeld (foto’s, video’s, werken van kinderen) vast te leggen ontstaat ‘pedagogische documentatie’. Deze documentatie maakt de denk-, maak- en leerprocessen zichtbaar en dus bespreekbaar zodat er gereflecteerd kan worden. Reflectie door de verschillende participanten; kinderen, ouders, leerkrachten, kunstenaar en pedagoog (intersubjectief en multidisciplinair). Een democratische werkwijze waardoor de educatie van jonge kinderen vorm krijgt.
Voortschrijdend curriculum/leerplan
Een leerplan is een echt leerplán. Men maakt plannen om rond de diverse onderwerpen die de kinderen bezighouden te werken. Men kiest in dit kader voor bepaalde materialen of doet ruimtelijke aanpassingen. Maar het zijn steeds voornemens, men blijft dagelijks open staan voor de concrete gebeurtenissen in de groepen. Zo schrijdt het curriculum voort.
Projectwerken (progezzazione)
Onderwerpen dienen zich aan door een vraag, een gedachte of een gebeurtenis van een kind of een groepje kinderen. Leerkrachten komen gezamenlijk tot een afweging en een keuze met welk(e) onderwerp(en) verder te gaan en te verdiepen. Vervolgens worden plannen en ideeën georganiseerd waarbij niet vastgelegd wordt naar welk eindresultaat wordt toegewerkt, welke tussenstappen worden genomen en hoelang het werken rond zo’n onderwerp (projectwerken) zal duren. Het concept ‘progezzazione’ kan gezien worden als een samenvatting van de werkwijze vanuit een pedagogische systematiek waarbij alle bovenstaande elementen van het systeem te pas komen: organisatie, reflectie, documentatie, materialen, ruimtegebruik, ouderparticipatie etc.