Selecteer een pagina

​Sporen

SPOREN is de afkorting van Stichting Pedagogiek Ontwikkeling Reggio Emilia Nederland en kan ook gezien worden als metafoor van de werkwijze. Deze benadering van voor- en vroegschoolse educatie is geïnspireerd en gebaseerd op de pedagogische filosofie uit Reggio Emilia, maar ontwikkeld in samenwerking met en voor de Nederlandse kinderopvang, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van het basisonderwijs. SPOREN is gericht op een brede en samenhangende ontwikkeling van de verschillende competenties waarover kinderen beschikken en gaat uit van de kracht, creativiteit en intelligentie en de hónderd talen van álle kinderen en hun begeleiders/leerkrachten en ouders. Het dagelijks kijken en luisteren, het onderzoeken en documenteren vormen de basis van het pedagogisch werk. SPOREN is geen methode maar een integrale pedagogiek met een systematische werkwijze. Ruimtelijke, personele en organisatorische aspecten zijn in samenhang ontwikkeld. De inhoud van het werk is open en wordt afgestemd op concrete situaties. Alle kinderen, leerkrachten, ouders, buurten en culturen zijn immers verschillend. Het leren kennen, zichtbaar en bespreekbaar maken van deze diversiteit staat bij SPOREN centraal. Door dagelijks te kijken en te luisteren naar de kinderen en door middel van pedagogische documentatie vast te leggen wat zij doen, maken en zeggen, worden de leerprocessen van de kinderen zichtbaar en bespreekbaar. Op basis van deze documentatie wordt een aanbod ontwikkeld dat nauw aansluit bij de vragen en ideeën van de kinderen, de ouders en de leerkrachten in de groep. In 2004 is aan SPOREN de status van officieel erkend VVE – pilotprogramma toegekend. In 2007 volgde de landelijke erkenning van Sporen als VVE programma.

Doelgroep

Sporen is ontwikkeld als integrale pedagogische benadering van alle kinderen in de leeftijd van 0 tot 7 jaar in kinderopvang, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van het basisonderwijs.

  • Uit onderzoek blijkt dat cognitieve en taalachterstanden effectiever worden bestreden door een integrale benadering van ontwikkeling; cognitieve, sociaal-emotionele en andere aspecten zijn van invloed op elkaar.
  • Een actieve betrokkenheid van ouders zorgt voor een goede aansluiting tussen school en gezin; de continuïteit tussen beide milieus biedt veiligheid en herkenning, wat een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van de kinderen. Juist bij kinderen van allochtone ouders is er vaak sprake van een kloof tussen school en thuis. Voor Sporen is de betrokkenheid van ouders essentieel. De werkwijze biedt hieraan dagelijks actief aandacht.
  • Aandacht voor communicatie, ook in andere talen dan de gesproken taal, blijkt voor kinderen met een andere moedertaal enorm goed te werken. Het kindercentrum of de school wordt vanaf het eerste begin een plek waar het belangrijk gevonden wordt wat je te vertellen hebt, door tekeningen, spel, geluid, bouwwerken en ook de gesproken taal. De motivatie om te communiceren is zo groot dat de gesproken en later de geschreven taaluitingen zich als vanzelf aandienen.

Doel

Het algemene doel van Sporen is: Het leggen van een basis voor een volwaardige maatschappelijke participatie van kinderen en volwassenen door het stimuleren van een integrale, brede ontwikkeling van jonge kinderen in een leergemeenschap waarbinnen naast kinderen en leerkrachten ook ouders actief participeren.

Pedagogische benadering

De basis van de pedagogische benadering van SPOREN is een krachtig kindbeeld. Kinderen zijn competent. Zij zijn nieuwsgierig en leergierig. Vanaf hun geboorte zijn zij uit op communicatie. Kennisopbouw begint bij motivatie. Verdieping van het leren begint bij de intrinsieke motivatie van de kinderen; aanknopingspunt voor leerprocessen is steeds datgene wat de kinderen bezighoudt en interesseert.

Pedagogische documentatie

De kern van de werkwijze is de pedagogische documentatie. Deze maakt de leerprocessen van de kinderen zichtbaar en daardoor bespreekbaar voor de leidsters / leerkrachten, maar ook voor de kinderen èn voor hun ouders. De leidsters / leerkrachten zijn de onderzoekers en documentalisten van het educatieproces. Zij leggen de verschillende stappen in de leerprocessen vast in beeld en op schrift, hiervoor maken zij gebruik van speciaal ontwikkelde instrumenten. Door de kinderen dit materiaal terug te geven, wordt reflectie op de eigen leerprocessen mogelijk. De pedagogische documentatie is het startpunt, het werkmateriaal en het middel om de leerprocessen van de kinderen te verdiepen en op een complexer niveau te brengen.

Kinderen leren van elkaar

Kinderen leren het meest van elkaar; zij zijn elkaars eerste pedagoog. De grote ontwikkelingstaak van jonge kinderen is het bouwen aan een eigen identiteit. Dat doen zij in wisselwerking met andere kinderen, met volwassenen en met de wereld om hen heen. Daarom is er veel aandacht voor het werken, spelen, leren in kleine groepjes. Kinderen ontwikkelen zich in en door communicatie, zij leren door het uiten en het uitwisselen van ideeën, gedachten en gevoelens en het gezamenlijke proces van betekenis geven. Kinderen kunnen zich in potentie uitdrukken op honderd manieren, in honderd talen: dans, muziek, drama, klei, op papier, et cetera. Elke taal heeft zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden. De stimulering van deze talen naast de gesproken en geschreven taal verrijkt de mogelijkheden tot communicatie en uitwisseling, tot leren. Het ontwikkelen van deze talen wordt daarom gezien als middel om te leren en heeft niet als doel kunstdisciplines te beoefenen.

De rol van de leidster / leerkracht

De volwassenen zijn de tweede pedagoog. In de peuter- en kleutergroepen wordt (ten minste een deel van de tijd) een tweede leidster of leerkracht ingezet. In de ideale situatie is dit iemand met een andere achtergrond, bijvoorbeeld een specialist op het gebied van beeldend, muziek, drama of dans. De leerkrachten / leidsters dragen niet primair kennis over, maar zetten hun kennis en ervaring in ten dienste van de ontwikkeling van de kinderen. De pedagogische documentatie vormt hierbij een onmisbaar hulpmiddel. Op basis van de pedagogische documentatie reflecteren de leidsters / leerkrachten gezamenlijk op de leerprocessen van de kinderen en bedenken zij nieuwe plannen en impulsen. Deze plannen sluiten altijd aan bij de vragen en ideeën van de kinderen zelf. De leidsters / leerkrachten formuleren hypothesen over de achtergronden van de vragen en ideeën om deze in een meer algemeen kader te kunnen plaatsen, om op een abstracter niveau daaruit principes te distilleren die in andere contexten kunnen worden vorm gegeven. Zo worden openingen gecreëerd voor diepgaander, complexer leren. Dat kan de vorm krijgen van een ‘project’ rond een onderwerp.

De ruimte en het gebruik van materialen

De ruimte en de aangeboden materialen hebben een eigen pedagogische waarde. Zij zijn als het ware de derde pedagoog. Zo correspondeert de indeling van de ruimte met verschillende ontwikkelingsdomeinen, en zijn er verschillende hoeken ingericht. De inrichting van de ruimte en het aanbod van materialen worden afgestemd op de onderwerpen die de kinderen bezighouden en zijn zodoende steeds in ontwikkeling. De materialen nodigen uit tot spelen, maken en leren. Er is sprake van een leerrijke omgeving die er altijd goed verzorgd uitziet. Kinderen leren het materiaal waarmee zij werken en elkaars producten te waarderen en te respecteren. De pedagogische documentatie heeft een eigen, vaste plek in de ruimte. Zo vertelt de inrichting van de groepsruimte wie er werken, spelen en leren.

Onderwerpen en voortschrijdend curriculum

Door het zorgvuldig kijken en luisteren naar de kinderen wordt duidelijk welke onderwerpen de kinderen bezighouden. Het betreft bijna altijd de interesses van groepjes kinderen, zelden van de hele groep. Er spelen dus voortdurend verschillende kleine of grote onderwerpen naast elkaar in de peuter- en kleutergroepen. Soms duren deze een week, soms maanden. Het betreft zowel heel concrete onderwerpen, zoals de vogels in de tuin, als meer abstracte onderwerpen als drijven en zinken. De leidsters / leerkrachten volgen de onderwerpen waar de kinderen mee bezig zijn en verdiepen deze door het maken van pedagogische documentatie en het geven van materialen en nieuwe impulsen. Per dag maken de leerkrachten / leidsters een nieuw plannen om met (een groepje, of groepjes) kinderen rond een onderwerp te werken, spelen, leren. Op basis van de dagelijkse pedagogische documentatie worden vervolgens nieuwe plannen voor de volgende dag gemaakt. Intussen blijft men open staan voor de concrete situaties in de groepen. Plannen worden bijgesteld. Zo kan een onderwerp gaandeweg verbreed en verdiept worden, zonder dat van te voren vast staat hoe rond het onderwerp gewerkt wordt. Op deze wijze schrijdt het curriculum voort.

Parallelle processen en 3 participanten

Een school of een kindercentrum is een leergemeenschap voor kinderen, leerkrachten / leidsters en ouders. Deze drie participanten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en hebben ieder eigen rechten en verantwoordelijkheden in het educatieproces van de kinderen. Ouders worden beschouwd als onmisbaar bij de ontwikkeling en educatie van de kinderen. Dagelijks wordt geïnvesteerd in het betrekken van de ouders bij de gang van zaken in de school of het kindercentrum. De pedagogische documentatie speelt ook hierbij een centrale rol. Net als de kinderen, worden ook de leerkrachten en ouders gestimuleerd een exploratieve attitude te ontwikkelen. Er is sprake van parallelle processen: een zelfde benadering, volgens de zelfde uitgangspunten, ten aan zien van ouders en leerkrachten.

Maatschappelijke eisen en theoretische achtergronden

Ontwikkelingen in de samenleving stellen nieuwe vragen aan opvoeding en educatie. De pluralistische samenleving wordt gekenmerkt door een sterk toegenomen diversiteit van levensstijlen en biografieën. Deze liggen niet langer vast op grond van tradities. Ieder individu moet de eigen levensloop zelf zien vorm te geven. Om dit te kunnen volbrengen worden er meer dan ooit hoge eisen gesteld aan capaciteiten zoals zelfstandig en creatief denken, flexibiliteit, zelfreflectie, het dragen van verantwoordelijkheid, communicatie en samenwerken, het verwerken van informatie, tolerantie en respect ten aanzien van verscheidenheid, onderhandelen en tot overeenstemming kunnen komen. SPOREN is een antwoord op de nieuwe ontwikkelingstaken voor kinderen die uit deze maatschappelijke ontwikkelingen voortvloeien.

Wetenschap en theorie

Behalve maatschappelijk ontwikkelingen, dwingen ook moderne pedagogische eb ontwikkelingspsychologische inzichten tot vernieuwing van opvoeding en educatie. De Reggio-benadering, en zo ook SPOREN, is gebaseerd op theorieën van diverse ontwikkelingspsychologen en pedagogen: Bruner, narratieve psychologie, Gardner (multiple intelligencies), Piaget, Freinet, Vygotsky (zone van naaste ontwikkeling). Ook postmoderne cultuur- en kennistheorieën, inzichten uit de moderne neuropsychologie en van bijvoorbeeld kunsthistorici, dichters, auteurs en architecten vormen een inspiratiebron. In deze theorieën worden opvoeding en ontwikkeling opgevat als transactionele processen, waarin kinderen actief participeren. Kinderen geven zelf mede vorm aan hun eigen ontwikkeling en opvoeding, ook (zeer) jonge kinderen. Het concept van overdracht van vaststaande kennis is daarmee achterhaald. Dat geldt ook voor het traditionele denken over ontwikkeling als een lineair proces. Ontwikkeling wordt veeleer opgevat als een proces van sprongsgewijze veranderingen, van hollen, stilstaan en teruggrijpen, dat bovendien wordt beïnvloedt door een veelheid van factoren. Ten slotte wordt ontwikkeling beschouwd als motor en resultaat van intrapsychische dynamiek. Zo is cognitieve ontwikkeling bijvoorbeeld gebaat bij een evenwichtige sociale en emotionele ontwikkeling en bij de ontwikkeling van ondermeer fantasie en motoriek. Overeenkomstig deze concepten veranderen het kindbeeld en het leerconcept. Kinderen worden gezien als actief, sociaal en competent. Jonge kinderen bouwen eigen theorieën op, zij abstraheren, reflecteren, stellen hypothesen op en onderzoeken en verifiëren die, zij zoeken actief naar betekenissen en verlenen betekenis. Jonge kinderen zijn in potentie in staat om zich uit te drukken op velerlei wijzen en te communiceren over hun ideeën, gedachten en gevoelens. Dit krachtige kindbeeld is het fundament waarop de Reggio-benadering en in het verlengde daarvan ook SPOREN, worden opgebouwd. Leren wordt opgevat als het produceren van kennis door het gemeenschappelijk uitwisselen van betekenissen. Leren is daarmee een proces van co-constructie (negotiated learning). Juist in de eerste levensjaren wordt veel geleerd en zo wordt als het ware een basis gelegd voor complexer leren. SPOREN is erop gericht de voorwaarden te scheppen om tot een dergelijke verdieping van het leren te kunnen komen. Ook het kennisbegrip wordt anders en ruimer opgevat dan het traditionele beeld van de vaststaande, schoolse kennis. De theorieën en verhalen die de kinderen in samenwerking vormen en de processen waarin zij dit doen, zijn belangrijker dan het aanleren van reeds geverifieerde volwassen kennis. SPOREN stimuleert de kinderen om samen vragen te onderzoeken om weer tot nieuwe vragen te komen.

Implementatie en verspreiding van SPOREN

In nieuwe situaties en op andere scholen kan gebruik worden gemaakt van veel uit de ontwikkelde pedagogische systematiek van SPOREN. Wel zal er altijd in samenwerking met de betrokkenen – leerkrachten / leidsters, directie, ouders, anderen – een bewerking moeten plaatsvinden die is toegesneden op de concrete situatie. Door middel van onderzoek naar pedagogiek en organisatie kan een passende vorm ontstaan die alle partijen als werkzaam en eigen ervaren. Dit is een langdurig, of beter: continue proces, dat veel inzet en samenwerking van de betrokkenen vraagt. Een goede pedagogiek is in principe nooit klaar, maar blijft zich vernieuwen en ontwikkelen. Uitgangspunt daarbij zijn actieve, competente, kinderen, leerkrachten en ouders die met elkaar zorgen voor een school als leergemeenschap.

Meer informatie over Sporen als VVE programma: website Nederlands Jeugd Instituut

Download hier het artikel ‘Sporen: een alternatief VVE programma’ (pdf)

Sporen: een alternatief Reggio VVE programma

Sporen praktijken

Pedagogiek 0-7 heeft de afgelopen jaren veel specifieke, theoretische én praktische, expertise opgebouwd ten aanzien van de educatie van kinderen van 0 tot 7 jaar. Nog steeds zijn er stevige banden met de praktijk. Op dit moment wordt Sporen op twee locaties uitgevoerd. Naast deze Sporen praktijken zijn er in het verleden op tal van andere locaties implementatietrajecten uitgezet. 

Er is zowel in de kinderopvang, peuterspeelzalen als voor- en vroegscholen veel Reggio en Sporen inspiratie te vinden. Helaas blijkt het in deze tijd erg moeilijk om aan de Sporen randvoorwaarden te (blijven) voldoen.

Reggio Emilia

Reggio Emilia is een klein stadje in Noord Italië. Hier is men reeds na de Tweede Wereldoorlog, onder de bezielende leiding van pedagoog en filosoof Loris Malaguzzi (†1994), begonnen met het doorbreken van de pedagogische- en onderwijskundige tradities en met het opbouwen van opvoedings- en educatie projecten met het gezicht naar de toekomst. Eigenlijk zijn de Reggiaanse scholen het voorbeeld waar de consequenties van nieuwe wetenschappelijke inzichten en culturele verandering werkelijk getrokken zijn.

De Reggio Emilia benadering is een lichtend voorbeeld hoe een principiële keuze voor het ontwikkelen van praktijk in wisselwerking met theorie zowel de theorie als de praktijk verrijkt. 

Reeds vijftig jaar wordt hier door theoretici en practici van diverse disciplines in een continue uitwisseling de Reggiaanse pedagogische filosofie ontwikkeld. 

Dit heeft geresulteerd in 33 gemeentelijke scholen voor kinderen van 0 tot 6 jaar. Deze scholen zijn onderverdeeld in scholen voor kinderen van 0 tot 3 jaar, de “asilo nido”, vergelijkbaar met onze kinderdagverblijven en “scuole dell’ Infanzia”, schooltjes voor kinderen van 3 tot 6 jaar, vergelijkbaar met onze peuterspeelzalen en kleuterklassen.

De kinderen zitten in jaargroepen en de openingstijden en vakanties corresponderen met het basisonderwijs. De groepsgrootte en leidster/kind ratio zijn vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. 

De Reggio-benadering is een ‘pedagogiek van het luisteren’, in plaats van een ‘pedagogiek van het vertellen’. Het is een pedagogische filosofie die gezamenlijk wordt ontwikkeld door mensen die deel uit maken van de praktijk: kinderen, groepsleiding, pedagogen, kunstenaars. Dat betekent altijd openstaan voor vernieuwing en verdieping, in beweging en in ontwikkeling blijven, ruimte voor experiment en onderzoek.

Pedagogiek – methodiek

Ook na 50 jaar werkontwikkeling is er geen Reggiaanse methode. Iedere pedagogiek, iedere school of kindercentrum heeft zijn eigen context, geschiedenis, cultuur, culturen en dus zijn eigen pedagogiek. Een methode veronderstelt dat mogelijk is ongeacht de situatie overal een zelfde inhoud toe te passen. De pedagogische filosofie, de Reggio-benadering, kan echter inspireren tot veranderings- en vernieuwingsprocessen, ook buiten de stad Reggio Emilia. De door hen ontwikkelde begrippen en werkwijzen zijn daarvoor zeer bruikbaar en verhelderend. Het zijn concepten met een theoretische basis maar tegelijkertijd met een langdurige praktische gebruikservaring, daardoor zit er een praktische bruikbaarheid in verdisconteert. Het zijn richtinggevende maar geen voorschrijvende concepten.

Reggio Emilia als inspiratie

De Reggio Emilia-benadering vormt een grote inspiratiebron voor Pedagogiek 0-7. Onderstaande begrippen hanteren wij als basis voor onze projecten. Het zijn vertalingen en interpretaties van het gedachtegoed, de rijke praktijk en het vele materiaal uit Reggio Emilia.

Krachtig kindbeeld

Het centrale richtinggevende concept van Reggio is het gehanteerde kindbeeld. De navolgende begrippen zijn eigenlijk allemaal de uitwerking van dit kindbeeld. Kinderen worden geboren met vele mogelijkheden, zijn sterk, krachtig en creatief. Een kind is een door en door sociaal wezen dat al vanaf zijn geboorte aangewezen en uit is op communicatie met de ander en de wereld. Kinderen zijn onderzoekers en door en door leergierig en nieuwsgierig. Zij veeleer producenten, makers van kennis dan consumenten van kennis.In dit kindbeeld worden met name de rechten van kinderen benadrukt, die respect verdienen, en niet primair hun behoeftigheid en afhankelijkheid. Kinderen weten, kunnen, voelen en willen veel; veel meer dan waar wij gebruikelijk vanuit gaan. Kinderen hebben geen ‘lege hoofden’ die om opvulling vragen maar ‘kinderhoofden dienen gevormd te worden'(Loris Malaguzzi). Zij hebben vele eigen ideeën, gedachten en gevoelens. leder kind is uniek; een uniek subject. Kinderen kunnen dus ook niet als object benaderd worden. Als ieder kind anders is kunnen wij er als volwassenen niet vanuit gaan dat wij ‘het kind’ bij voorbaat kennen. Wij kunnen alleen ons tot taak stellen concrete kinderen te leren kennen door primair naar hen te luisteren en te kijken; de pedagogiek van het luisteren. We kunnen alleen maar spreken over een bepaald kind in een bepaalde situatie in die context, achtergrond, gezin, historie en cultuur. De kennis over kinderen wordt in de omgang met hen gezamenlijk opgebouwd.

Co-constructie van de identiteit

De grote taak van jonge kinderen is het bouwen aan een eigen identiteit. Dat noemen we co-constructie van de identiteit, omdat kinderen zelf actief en creatief in wisselwerking met anderen en de wereld om hen heen hun identiteit opbouwen. Hoewel kinderen vele mogelijkheden in zich dragen betekent dit niet dat het constructieproces vanzelf gaat. Dit proces is afhankelijk van de mogelijkheden die volwassenen kinderen bieden om zich op hun eigen wijze te ontwikkelen.

Drie pedagogen

De co-constructie van de identiteit en de educatie komt tot stand in wisselwerking met anderen, de omgeving waarin het kind leeft. De eerste pedagoog/leerkracht voor het kind zijn de andere kinderen (van de groep of van de klas). Dit in tegenstelling tot de traditionele opvatting dat juist de volwassenen/leerkrachten dit zijn. Juist de verschillen tussen kinderen zijn de bouwstenen voor de ontwikkeling van ieder van hen; ze vormen de dynamiek van het proces. De tweede pedagoog zijn de volwassenen /leerkrachten. De derde pedagoog, dus met een eigen educatieve en pedagogische betekenis, zijn de geboden ruimten en materialen.

Honderd talen

Communicatie is een centraal begrip binnen de ontwikkeling en educatie van kinderen. Communicatie opdat de verschillende ideeën, gedachten en theorieën uitgewisseld kunnen worden en er van elkaar geleerd kan worden. Communiceren, zichzelf uitdrukken, kunnen kinderen in potentie op honderd manieren, in honderd talen. Zij kunnen zich uitdrukken in dans, in muziek, in drama, in klei, op papier etc. ledere taal heeft zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden. Het tot bloei brengen van, al deze potentiële talen, naast de gesproken en geschreven taal, verrijkt de mogelijkheden tot communicatie tot uitwisseling en leren over zichzelf, de anderen en de wereld. Het ontwikkelen van deze talen wordt dus gezien als middel om te communiceren en heeft niet als doel kunstdisciplines te beoefenen.

Drie participanten

Scholen en kindercentra zijn leergemeenschappen voor zowel kinderen, ouders als leerkrachten. Zij zijn participeren alle drie in de school en hebben ieder eigen rechten in het educatieproces van de kinderen.

Onderzoeken en documenteren

Het uitgangspunt voor het onderzoeken en documenteren is dat leerkrachten de kinderen van hun groep niet bij voorbaat kennen maar hen moeten leren kennen door hen met een open, onderzoeksmatige houding te benaderen. Om te ontdekken wat juist dat groepje kinderen van die ene klas beweegt en welke onderwerpen zij interessant vinden. Door deze onderzoeken in woord (opnemen van gesprekken, opschrijven wat je ziet etc.) en beeld (foto’s, video’s, werken van kinderen) vast te leggen ontstaat ‘pedagogische documentatie’. Deze documentatie maakt de denk-, maak- en leerprocessen zichtbaar en dus bespreekbaar zodat er gereflecteerd kan worden. Reflectie door de verschillende participanten; kinderen, ouders, leerkrachten, kunstenaar en pedagoog (intersubjectief en multidisciplinair). Een democratische werkwijze waardoor de educatie van jonge kinderen vorm krijgt.

Voortschrijdend curriculum/leerplan

Een leerplan is een echt leerplán. Men maakt plannen om rond de diverse onderwerpen die de kinderen bezighouden te werken. Men kiest in dit kader voor bepaalde materialen of doet ruimtelijke aanpassingen. Maar het zijn steeds voornemens, men blijft dagelijks open staan voor de concrete gebeurtenissen in de groepen. Zo schrijdt het curriculum voort.

Projectwerken (progezzazione) 

Onderwerpen dienen zich aan door een vraag, een gedachte of een gebeurtenis van een kind of een groepje kinderen. Leerkrachten komen gezamenlijk tot een afweging en een keuze met welk(e) onderwerp(en) verder te gaan en te verdiepen. Vervolgens worden plannen en ideeën georganiseerd waarbij niet vastgelegd wordt naar welk eindresultaat wordt toegewerkt, welke tussenstappen worden genomen en hoelang het werken rond zo’n onderwerp (projectwerken) zal duren. Het concept ‘progezzazione’ kan gezien worden als een samenvatting van de werkwijze vanuit een pedagogische systematiek waarbij alle bovenstaande elementen van het systeem te pas komen: organisatie, reflectie, documentatie, materialen, ruimtegebruik, ouderparticipatie etc.